In 2001 nam ik met (een deel van) mijn metalband Helloïse het album Fata Morgana op. De band “bestond” eigenlijk niet meer maar er was vraag naar een nieuw album vanuit Japan dus ja, wat doe je dan.
Gitarist Arjan Boogerds en bassist Marchell Remeeus waren er niet bij betrokken, om redenen die ik nu niet meer weet. In elk geval geen ruzie of zo, we kunnen het onderling tot de dag van vandaag prima vinden als we elkaar zien, dus het moet iets anders geweest zijn. Stan en Ernst waren gelukkig wel van de partij.
Nou ja, anyhows, ik mocht het album dus in mijn eentje componeren en de Japanners hadden aangegeven dat ze het graag een beetje ingewikkeld gehad hadden willen hebben. Omdat ik met niemand rekening hoefde te houden en de kans dat we het ooit live zouden spelen zo goed als nihil was heb ik me volledig laten gaan. De onregelmatige maatsoorten, ritmische modulaties en exotische toonladders vliegen om je oren, motorisch haalde ik alles uit de kast wat ik had en ook qua arrangementen gingen alle remmen los.
Zoals op het nummer “Wings of an Angel” met gastvocaliste Lana Lane. Ik heb het de “Executive Producer” alleen nooit vergeven dat hij, omdat-ie het nummer te lang vond, er een stukje van NEGEN SECONDEN uit heeft gehaald zodat het niet meer 7.47 maar 7.38 duurt. Normaal gesproken kan ik daar best tegen maar het lied gaat goddomme over een 747, een vliegtuig. Seven Forty Seven!!! Echt!
Per nummer gewoon verschillende gitaarstemmingen, slagpartijen dubbelen, trippelen en kwappelen op de Les Paul en de Stratocaster, drie- of nog meer-stemmige gitaarsoli, dikke keyboardpartijen en superlastige drums inprogrammeren, die naderhand -en veel beter- in het echt zijn ingespeeld door Robby Valentine en Ernst van Ee. Bij de cover van “Eloise”, die ik al heel lang op mijn verlanglijstje had staan heb ik alle partijen van het originele arrangement met gitaar ingespeeld, waarna Valentine ze ook nog eens allemaal met keys heeft gedaan. Een mooie puzzel voor producer Sascha Paeth.
De originele demo’s maakte ik in mijn “Home-studio”, de facto een grauw, onfris en ongezellig hok in mijn oude appartementje in Rotterdam West met een computer, een keyboard en een zootje gitaren. Ik was net gestopt met roken wegens de geboorte van mijn eerste dochter, maar die ranzige giflucht zat tot in de poriën van de eierdozen en gipsplaten die geacht werden de zaak geluidsdicht te houden. Mijn buren hadden ernstige twijfels over de functionaliteit van deze zelf getimmerde constructie, vooral als mijn enthousiasme me weer eens tot diep in de nacht aan de gang hield. In andere blogs heb ik beschreven hoe weinig zinvol het voor mij is om te doe-het-zelven, maar ik had in elk geval iets geprobeerd.
Het openingsnummer “Secura” is overigens gewijd aan de dochter, Jesse Benjamin Marie. De tekst is aangeleverd door mevrouw Stan, die Latijn had gestudeerd, iets wat ik zelf niet heb weten te bereiken. Ik had dan ook geen flauw idee wat ik moest antwoorden toen de klassieke dames en heren vocalisten, de partituren bestuderend die ik keurig voor ze had uitgeschreven, vroegen of de uitspraak Kerklatijn of Klassiek Latijn moest wezen.
Stan kwam ’s avonds uit zijn werk de demo’s inzingen waarbij het altijd weer verbluffend was hoe makkelijk en snel hij alle stemmen er achter elkaar in één keer loepzuiver op knalde. Nooit een tweede take of verbetering. Aanzetten, inzingen, klaar.
Verder was het eigenlijk een redelijk droog en eenzaam gebeuren. De drums en uiteindelijke zang zijn opgenomen in een andere studio, waar ik niet bij was en Robby Valentine heeft de keyboards in zijn eigen studio opgenomen. Daar ben ik één keertje even langs geweest voor wat overleg en om ideeën uit te wisselen en daar zei Rob iets wat ik niet helemaal begreep: “Wat schrijf jij een ingewikkelde stukkies, man!”. Terwijl zíjn stukken juist vaak mijn begrip te boven gaan. Gek, heel gek…
Ook de uiteindelijke gitaarpartijen heb ik in “Studio Blaauw” opgenomen. We hadden toen volgens mij nog niet zo lang heel redelijke versterkersimulators en ik heb in feite de partijen volledig droog en clean opgenomen. Plink plunk. Voor het afluisteren tijdens het inspelen zette ik er dan wel zo’n simulator op, anders is het echt niet te doen, maar de plinkplunk opnames gingen per mail naar Sascha, zodat die er mee kon doen wat-ie wilde. Ook daar was ik niet bij, ik zat eigenlijk alleen maar in mijn stinkhok te plinkelen over de door Ernst ingespeelde drums.
En toen het door Stan was ingezongen, door Pascha gemixt en het fraaie artwork was gedaan kreeg ik het resultaat onder ogen en oren. Dat vond ik toen al geweldig maar stiekem een beetje jammer dat het maar zo’n klein Cd’tje was.
Maar nu: een dubbelalbum op nota ben blauw vinyl! Ik ben er helemaal gelukkig mee!