Binnen de muziek is er in mijn optiek een flinke discrepantie in het belang dat gegeven wordt aan het zingen van een liedje ten opzichte van het bespelen van een instrument.

Heel lang was ik alleen maar gitarist met het daarbij behorende ego, en was het inderdaad ook maar beter voor de mensheid in het algemeen en personen in mijn directe omgeving in het bijzonder dat ik niet door de muziek heen ging schreeuwen.

Sterker nog; aan het begin van mijn muzikale carrière leek het me een goed idee om het Rotterdamse winkelend publiek te vergasten op een paar fijne liedekijns en zodoende hopelijk ook nog eens een mooi zakcentje te maken, maar het enige waar me geld voor werd geboden was om mijn kop te houden en een eind op te zouten. “Kijk eens, jongen. Hier heb je een gulden maar ga alsjeblieft ergens anders zingen.” Later tijdens de plaatopnames van Helloïse zongen we gezamenlijk de achtergrondkoren stem voor stem unisono in en als we dan met zijn allen om zo’n microfoon heen stonden kwam steevast de stem van de producer door de koptelefoon: “Ben, doe jij even een stapje naar achteren.” Uiteindelijk stond de gehele band dan om de microfoon heen en ik in de uiterste andere hoek van de studio ook nog een beetje mee te galmen. Daar waren goede redenen voor

Intussen echter zijn we dik dertig jaar en een hele batterij zangdocenten verder en is er vooruitgang geboekt. Ik ken als zanger nog steeds zeker mijn beperkingen maar de laatste vijfentwintig jaar reis ik ruim honderd keer per jaar het land door om in verschillende samenstellingen overal liedjes te zingen en heeft men daar zelfs genoeg geld voor over om hier de rekeningen te kunnen betalen. Ik durf mezelf dan intussen ook voorzichtig “zanger” te noemen, en ik vind dat ik er ook een mening over mag hebben.

Ik mag in mijn blogs graag teruggaan in de tijd en nu wil ik zelfs beginnen bij klassieke muziek. Bach, Beethoven, Mozart, die types. Erg veel verstand heb ik er niet van; slechts één jaar klassieke muziekgeschiedenis op het conservatorium en wat dingetjes luisteren af en toe, maar ik heb enorm respect voor klassieke musici. De derde violist op de achterste rij en de man met de triangel in een symfonieorkest zijn allemaal gekozen als de besten van heel veel mensen die zich vijf jaar de blaren hebben gestudeerd op het conservatorium en hebben meer muzikaliteit in wat ze achterlaten op het kleinste kamertje dan menigeen die tegenwoordig de Ziggo Dome voltrekt in het hele lijf. Schitterend vind ik het, totdat die walvissen er doorheen gaan blaten. Wat is dat toch altijd jammer, hou het gewoon instrumentaal en laat die dames lekker onder de douche jodelen.

En met puur instrumentale muziek kon je ten tijde van het begin van mijn muziekbeleving nog goed scoren. The Shadows waren natuurlijk geweldig. En misschien werd ik wel niet helemaal zonder meer gelukkig van James Last, George Zamfir met zijn panfluit, de trekzakken van de Kermisklanten of Marty met zijn gouden trompet, maar in elk geval hadden die allemaal de moeite genomen om een instrument te leren spelen, en was daar ook de verdiende waardering voor.

Want laten we wel zijn; zingen is de enige vorm van muziek maken waarbij je zelf het instrument bent. Dit houdt aan de éne kant in dat je als vocalist beperkt bent door wat je gegeven is en je daar zuinig mee om moet gaan, maar aan de andere kant is het wel een heel stuk laagdrempeliger dan het bespelen van een instrument. Met een viool of saxofoon ben je al tijden bezig om er ook maar één fatsoenlijke toon uit te krijgen en sla maar eens flink met een hamer op je vingers, dan merk je dat de basis van het zingen binnen handbereik ligt.

In mijn favoriete muziek heeft de gitaar een grote rol. Naast de geweldige zangers als Rob Halford, Ronnie James Dio, Ann Wilson, Ian Gillan en Robert Plant staan even beroemde en goede gitaristen waarvan we allemaal de riffs en solo’s net zo in het geheugen gegrift hebben staan als de rest van het liedje. Maar je wist ook precies wie de drummers, bassisten en toetsenisten van die bands waren omdat we beseften dat een band een collectief gebeuren is. En als een drummer of bassist niet goed is zuigt het resultaat ook.

Dat is intussen helaas anders geworden. Hele stoeten zangers, vaak met alleen een voornaam, worden uitgepoept door verschrikkelijke talentenshows waarbij het alleen maar gaat om mensen die een liedje staan te zingen, terwijl de vaak prima, maar identiteitloze instrumentalisten er anoniem en onopvallend achter staan. Of ze zingen met een bandje, natuurlijk, nog goedkoper. En zat er ooit in de meeste gezongen popliedjesnog een instrumentale solo, dat is nu vervangen door een randcrimineeltje met een taalachterstand en het IQ van een doperwt die een C-akkoord niet van een trampoline kan onderscheiden en die min of meer ritmisch een rijmpje opzegt over hoe goed hij zichzelf vindt. Ik kan er niet naar luisteren.

Hoewel ik zelf dus beroepszanger ben, vind ik wel dat we de dingen een beetje in perspectief moeten zien en ik heb veel gezien en meegemaakt waar dat niet helemaal gelukt is.

Wat ik bijvoorbeeld erg triest vind is het verhaal van de Miami Sound Machine, een steengoede band uit eind jaren ’70, begin jaren ’80 die na een aantal jaren ineens werd omgedoopt in “Gloria Estefan & the Miami Sound Machine” om het grote belang van de zangeres te benadrukken. Het zou in niemands hoofd opkomen om een van de fantastische blazers of percussionisten er zo uit te lichten, toch? De volgende stap in dit trieste verhaal laat zich raden; uitendelijk ging de dame in kwestie verder als Gloria Estefan en konden de instrumentalisten iets voor zichzelf gaan doen. Ik zie dan toch steeds Hekking voor me, die zich langzaam maar zeker voor de burgermeester wringt.

Een paar gebeurtenissen op de muziekschool waar ik lesgeef zijn in dit kader ook het vermelden waard. Ik geef les aan bandjes van verschillende leeftijden en niveaus, die dan van andere docenten les op hun instrument krijgen. Ooit had ik een jongerenbandje op les met een aantal muzikantjes en een zangeresje. Op de term ‘zangeresje’ kom ik later nog terug. Zij hadden samen besloten ‘Stairway to Heaven’ van Led Zeppelin te gaan spelen, een flinke uitdaging voor allemaal. Het zangeresje in kwestie was, hoewel een razendknap kind, niet het grootste talent dat ik ooit heb meegemaakt. Ze liet zich van alles wijsmaken door haar zangjuf en stond wild zwaaiend met de armpjes te proberen de hoge tonen te halen, want dat zou helpen. Er was echter één hoge uithaal die ze absoluut niet kon halen en nadat de band (drummer, bassist, twee gitaristen en het meiske) een paar maanden op het lied geoefend hadden kwam ze parmantig binnenhuppelen met de oplossing: Van de zangjuf moest de band het nummer een halve toon lager spelen zodat zij die hoge noot kon halen.

Gitaristen die het nummer kennen kunnen deze paragraaf overslaan. Maar voor de anderen; Stairway to Heaven is een nummer dat geënt is op een aantal gitaarriffs en waarbij veel open snaren worden gebruikt. Op een gitaar verander je de toonhoogte van de snaren door ze in te drukken, zodat ze hoger gaan klinken. Maar lager dan een open snaar is niet mogelijk. Een ver gevorderde gitarist zou dit nog kunnen oplossen door alles in heel andere, en veel moeilijkere ligging te spelen maar deze zangjuf vond het dus volslagen legitiem om drie instrumentalisten (Voor de drummer maakt het niet zoveel uit) een paar maanden oefenen uit het raam te laten gooien en zich in voor hen volslagen onmogelijke bochten te wringen om die éne uithaal voor het meisje mogelijk te maken.

Ik heb het kind duidelijk gemaakt dat het niet kon en dat ze daar dan maar een andere toon moest zingen en de eerstvolgende keer dat ik de juf tegenkwam heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om die eens even uitgebreid en langdurig vol in de bek uit te lachen. Het is nooit meer goed gekomen tussen de juf en mij maar gelukkig werkt ze niet meer bij ons.

Een andere zangjuf -die ik overigens veel hoger heb zitten- heeft ook wel eens zoiets raars gezegd. Ze kwam de bandruimte binnen om haar leerling wat extra te coachen en daar waren we met wederom een drummer, een bassist, toetsenist en twee gitaristen, alleen de tweede zangeres was er niet bij. “Oh”, zei deze zangjuf, “ben je helemaal alleen vanavond?”. Lang niet zo kwalijk als de eerdere anekdote en ik kan het me zelfs nog wel een beetje voorstellen, maar toch moest ik wel even raar naar haar kijken na deze opmerking.

Ik zou nog even terugkomen op de term “zangeresje”. Misschien niet het aardigst om te zeggen over iemand die zingt maar je moet ook wel iets doen om deze Geuzennaam te verdienen. In elk geval is het niet nodig om klein te zijn, of zelfs van het vrouwelijk geslacht. Het totale zangeresje m/v:

  • Is afhankelijk van een muziekmap of iPad met teksten omdat het onbekwaam of te lui is om die uit het hoofd te leren.
  • Is niet in staat  om de eigen spullen aan te sluiten en/of af te stellen.
  • Bespeelt geen enkel instrument, heeft geen benul van akkoorden, maten of schema’s en ook geen enkele interesse hierin.
  • Kan dientengevolge ook niet meekomen in een gesprek hierover en vindt dat er maar tekens gegeven moeten worden.
  • Kan dus ook niet aangeven in welke toonsoort het een liedje graag zou willen zingen.
  • Heeft zowel geen volume als geen microfoontechniek en staat derhalve veel te ver bij de mike vandaan een beetje te fluisteren, waarna het moppert zichzelf niet te horen en dat iedereen zachter moet of de zang harder.
  • Mocht het een briljante technicus met behulp van de moderne techniek lukken om de zang boven het geheel uit te tillen, dan zorgt het gebrek aan microfoontechniek ervoor dat bij een wat hardere uithaal bij iedereen direct de tinnitus direct in de gehoorgang schiet.
  • Of, net andersom, het handje met de microfoon schiet overdreven amechtig heen en weer terwijl in het ergste geval het andere handje nerveus op en neer gaat om aan te geven dat er lager en hoger gezongen wordt.
  • Is altijd gewapend met een flesje water om het fragiele stemmetje te smeren, tegenwoordig vaak met een speciaal rietje erin om lekker te kunnen “bubbelen”, de nieuwste flauwigheid op het gebied van overdreven stemverwennerij.
  • En is er, tenslotte, van overtuigd dat het zich, omdat er geluid uit het hoofd komt, in het absolute centrum van het volledige Universum bevindt, en vertroeteld en aanbeden moet worden.

Het zijn zo bij elkaar nogal wat criteria, en Godzijdank ken ik haast niemand die aan allemaal voldoet, maar sommigen komen dichtbij en dat is jammer voor iedereen. Laat ik nog een paar anekdotes schetsen die ik heb meegemaakt met mannelijke zangeresjes. Ik noem uiteraard geen namen.

Zo is daar de man die ooit een gerespecteerd hardrock-zanger was. Gewoon in een absolute topband met fantastische muzikanten en lekker hard ook. Op een gegeven moment is hij in dat wereldje gerold waar het alleen maar om zingen gaat. Zo’n collectief van een aantal mannen die allemaal heel erg staan te zingen. Hoog, en laag, en links en rechts en met een borst- en een kopstem en heel veel ad libjes. Allemaal in hetzelfde driedelig costuum, met heel relaxed een mini-disc op de achtergrond en perfect afgestelde in-ear monitors voor zalen vol langzaam van de stoel afsoppende middelbare vrouwen in een verstikkende atmosfeer van zware parfums en een milde vislucht. Heerlijk! Bij studio-opnames wordt elke stem minstens vier keer gedubbeld en het klinkt zo gelikt als het etensbakje van een hongerige hond.

Ik gun het hem, echt! Het is een lieve jongen en hij heeft in mijn optiek ruim zijn sporen verdiend, maar:

Enige tijd geleden zette ik in al mijn bescheidenheid een leuk filmpje op Facebook dat in 1984 van mijn hardrockbandje werd gemaakt. We waren toen een paar maanden bij elkaar, hadden een compleet nieuw repertoire geschreven en hadden van de zanger te verstaan gekregen dat we ook harmonieën moesten zingen. Prima, dus wij stonden daar in ons televisiedebuut voor MTV. We speelden ingewikkelde gitaarpartijen, maakten onze ingestudeerde pasjes en renden als de jonge honden die we waren over het hele podium en zongen en passant tweede en derde stemmen, uiteraard met de gebrekkige monitoring die er toen was, moeizaam jezelf een beetje boven het geweld van de instrumenten uit proberend te horen schreeuwen. Dat ging best hartstikke goed. Vervolgens echter vond bovengenoemde man het nodig om in de commentaren te vermelden dat hij het allemaal best aardig vond, maar dat de samenzang het niet haalde bij die van zijn eigen zanggroepje…

Nee, dat haalt je de koekoek! Uiteraard niet, een beetje andere omstandigheden misschien? Andere leeftijd, ervaring, geluidsapparatuur. Waarom moet je dit publiekelijk melden? Dit tekent voor mij wel de tunnelvisie en het narcisme dat je helaas bij vocalisten wel aantreft maar wat ook algemeen geaccepteerd wordt. Lees maar mee met het volgende voorbeeld:

Ik was ooit in een gezelschap waarvan men het nuttig vond dat wij op allerlei terreinen collectief bijgespijkerd dienden te worden in allerlei muzikale en aanverwante vaardigheden. Een educatie- en inspiratieweek dus, en het mocht wat kosten dus er werden verschillende deskundologen in uiteenlopende disciplines uitgenodigd.

Zo ook een bekende vocal coach van een vermaard vocal institute. Eigenlijk gewoon een zangmeester met een eigen schooltje maar als je de juiste terminologie gebruikt kun je al snel veel meer geld vragen, dus dat is alleen maar slim. Ik ben zelf intussen met mijn diploma als popdocent ongemerkt en zonder dat ik er iets voor heb gedaan zomaar gepromoveerd tot bandcoach en nu moet iedereen U tegen me zeggen.

Goed, deze vocal coach, een Noord-Hollandse patjepeeër met geen enkele last van enige bescheidenheid had een heel verhaal over klanken, twang, distortion en een mooie presentatie met grafieken en tabellen en liet zich op een gegeven moment zo meeslepen door zijn eigen betoog dat de volgende woorden uit zijn mond rolden:

“Want, laten we wel wezen, uiteindelijk is wat wij doen natuurlijk absolute topsport.”

Ik moest echt héél, héél hard op mijn lip bijten om niet ook dit figuur niet vol in de bek keihard uit te lachen toen ik, om me heen kijkend of er meer mensen last van hadden, een flink aantal collegae serieus en instemmend zag knikken. “Topsport”

Net zoals voor klassieke musici heb ik ook voor echte topsporters een werkelijk enorm respect. Mensen die jarenlang trainen, door pijn en ongemak heen gaan, alles opzijzetten om een bijna onmenselijke prestatie te leveren, geweldig en ik buig er diep voor. Daarom krijg ik sowieso puistjes van mensen die hun eigen bezigheid zo maar even omschrijven als “topsport”. Darten, biljarten, kantklossen en duivenmelken; heel leuke bezigheden die wellicht enige inspanning vergen, maar topsport? Kom op.

Zo ook het zingen van liedjes. Ja, je gebruikt een paar spieren, je doet iets met je lichaam en het is handig als je erop oefent en traint. Maar als deze term van toepassing is op iemand die alleen een paar nummertjes zingt, hoe moeten we -in alle bescheidenheid- ondergetekende dan gaan omschrijven? Soms zes optredens (18 keer 45 minuten) in een weekend, zelf door het hele land rijden, elke keer de installatie opbouwen en afbreken, me een weg banen door hordes dronken mensen. En gitaarspelen ook erbij. Als wij bij de marathon van Leiden onze set van vijf uur zonder pauze hebben gespeeld heb ik meer last van de vingers dan van de stem. Dus heb ik enige moeite met deze zelfverheerlijking. Daarbij kom ik uit Rotterdam waar het al helemaal niet op prijs wordt gesteld om jezelf op de borst te kloppen.

De afgelopen week, midden in de hittegolf die ons land teistert, zijn bij ons in de buurt de riolen vernieuwd. Heel veel mannen die vanaf zes uur ’s ochtends met zware apparatuur in de brandende zon de straat openbraken, met grote voorwerpen sjouwden en zwoegden dat het zweet met liters in het rond spoot. Ik zie me al tegen die mannen zeggen: “Leuk dat jullie zo aan het hobbyen zijn, maar ik ga straks écht zwaar werk doen. Liedjes zingen. Topsport!”

Neen vrienden, ik houd van muziek en ook van gezongen muziek, maar laten we de dingen vooral niet uit zijn verband rukken. En dan heb ik het dit keer nog niet eens gehad over de blagen die zelfs geen toonhoogte kunnen vinden en dus maar een beetje babbelen in de microfoon of, nog erger, de guppies die niet verder komen dan het draaien van een plaatje of het afgeven van een USB-stick en daar hele stadions mee vol trekken maar misschien heb ik wel even genoeg gemopperd voor één blog.

Ik ga me maar weer voorbereiden op het zingen van een hoop gezellige liedjes ergens in het land, voordat ik mezelf pijn doe. Tenslotte is ook typen een topsport en moet je erg oppassen voor blessures. AU!