De laatste tijd werp ik mezelf een beetje op als oefendeskundige. Repeteroloog. Professor doctor Blaauw in de oefenologie. Begonnen met een praatje van een paar minuten in de voorstelling over Eigenaarschap over hoe je een gitaarpartij aanleert en van daaruit een jaar gewerkt aan een cursus “Effectief Repeteren”, waarin ik alle aspecten van het repeteren met een band bespreek. In het kader van deze cursus heb ik uitgerekend dat ik tot nog toe zo’n 14.000 uur als muzikant en docent in oefenruimtes heb doorgebracht, en gecombineerd met een gerichte conservatoriumopleiding vind ik ook wel dat ik hier intussen enige autoriteit in heb.

Een muzikant moet oefenen. Als je net begint, als je regelmatig speelt en ook als je al bijna 45 jaar bezig bent. De laatste tijd dringt zich echter regelmatig de gedachte op: Practice what you preach, Blaauw, want ik kan me er soms maar moeilijk toe zetten.

Tussen 1979 en 1987 speelde ik in Highway Chile en Helloïse. Deze bands repeteerden 2-3 keer per week en de laatste had nog aparte oefensessies voor het gitaartandem, de ritmesectie en de vocalen. Daarnaast oefende je natuurlijk ook nog thuis op je eigen partijen. Vandaar dat dat ook allemaal best wel strak klonk. In die tijd ging ik nooit op vakantie om mijn oefenschema niet te doorbreken, ik nam dat best serieus.

Helloïse hield nogal abrupt op te bestaan en in eerste instantie kletterde ik in een enorm gat. Acht jaar lang had alles in het teken gestaan van eerst Highway Chile en daarna Helloïse en was het alleen maar oefenen, repeteren, optreden, platen opnemen, interviews, toeren en alles wat erbij hoorde en opeens had ik eigenlijk niets meer te doen.

En dat is ook wat ik toen een tijd gedaan heb; helemaal niets. Christus, wat was ik lui. Hele dagen lag-ie in zijn nest te rotten en veel meer dan een boodschapje of eens een bordje afwassen gebeurde er niet op een dag.

Dat heb ik best lang volgehouden, misschien wel een jaar of zo en toen kreeg ik een vlaag van verblindend inzicht, vond ik zelf. Dat, pak-em-beet, jaar was voorbijgegaan en er zouden er makkelijk nog veel zo achteraan kunnen komen. Misschien wel tientallen, of een heel mensenleven. En die tijd zou sowieso voorbijgaan, of ik er nu wat mee deed of niet, maar op een gegeven moment is het op en waar wil je dan op terugkijken? Ik heb daar een fraaie brief over aan mezelf geschreven en die op de deur van de slaapkamer geplakt zodat ik hem dagelijks zag. Vervolgens heb ik naast de al bestaande aartsluie Ben een strenge baas Ben gecreëerd die mijn andere ik aan het werk joeg. Komend uit een leven waarin gitaarspelen het enige belangrijke was kon ik in eerste instantie niet veel anders bedenken dan nog meer gitaar spelen en daarmee ben ik een paar jaar echt fanatiek bezig geweest. ’s Ochtends gingen het koffieapparaat en de metronoom aan en vervolgens was het elke dag een uurtje of acht motoriek trainen; vingeroefeningen, toonladders en arpeggio’s. Indertijd waren de video’s van “Hot Licks” populair, waarin de beste gitaristen ter wereld hun licks & tricks deelden. Steve Lukather, Paul Gilbert, Steve Morse, Robben Ford, Michael Anthony Batio en zelfs voor mij buitenaardse idioten als Scott Henderson en Joe Pass bestudeerde ik en probeerde ik te evenaren. Dat is nooit helemaal gelukt maar ik was in die periode wel sneller dan ik daarvoor of daarna ooit ben geweest.

Gitarist zanger Ben Blue speelt op feesten, partijen en bruiloften. Boek live muziek bij Ben's Bookings.Dat heeft op twee momenten ook tot enige teleurstelling geleid. Ik had toen een band, Blue System, waar nooit veel mee gebeurd is maar die technisch misschien wel de beste band was die ik ooit heb gehad. René van Kooten zong, Oscar Kraal drumde en de bassist was Stefan Lievestro. Stuk voor stuk virtuozen en ze zijn ook allemaal bijzonder goed terecht gekomen. Maar die Lievestro, wat een akelig ventje was dat. Het is me nooit gelukt om een gitaarriff te bedenken die hij niet direct en schijnbaar moeiteloos naspeelde op een gewone 4-snarige bas. Dat hield me wel met beide voeten op de grond. Later kwam de opmerking van Helloïse-collega Arjan Boogerds toen ik na een paar jaar oefenen met de oogjes knipperend tegen het zonlicht weer eens buiten kwam: “Maar Ben, je weet toch dat voor verreweg de meeste mensen een gitaarsolo niets meer is dan een hinderlijke onderbreking van het liedje?” Fijn, daar gingen een paar jaren van mijn leven door het afvoerputje. Ik moet namelijk toegeven dat hij wel een punt had.

Maar zelfs om redelijk te kunnen spelen voor mensen die er geen benul van hebben wat je doet dient er geoefend te worden en dat wordt nog steeds braaf ingepland. Wel vind ik het lastig om te bepalen wát ik precies oefen. Je hebt natuurlijk je repertoire bij te houden, gewoon de nummers die je speelt en zingt doorspelen en herhalen en dat zijn er in mijn geval momenteel een kleine 200, dus daar ben ik al even zoet mee. Vervolgens puur de motoriek van het gitaarspelen en de techniek van het zingen, misschien af en toe wat solfège herhalen en kijken of de theorie nog wel zit. En dit natuurlijk naast de acquisitie, administratie, websites en agenda’s bijhouden en zo. En natuurlijk bands coachen bij de SKVR. Maar (ik krijg de vraag regelmatig) ik doe alleen muziek, ik werk niet.

Vanaf de afgelopen zomervakantie is er echter even de klad ingekomen. Ik ga nooit zonder gitaar op pad maar als ik op vakantie ben oefen ik wel minder. En dan heb ik nog een gek dingetje, ik oefen liever niet als mensen het horen. Dat heeft er mee te maken dat je in mijn optiek vooral de dingen moet oefenen die niet zo lekker lopen en ik heb liever niet dat men me hoort tobben. Dus als er op vakantie weinig privacy is wordt er ook weinig geoefend, en eigenlijk alleen de dingen die juist wél goed gaan, omdat ik liever niet heb dat men me hoort tobben, en daar heb je dus niet zo veel aan. En na de vakantie kon ik het even niet meer zo goed opbrengen, ook met die keuzes van moet ik nou motoriek doen, of zang, of repertoire of wat. En uiteraard zijn er ook veel collegae die niet of nauwelijks oefenen en zich toch overal prima doorheen bluffen, en dan krijg je de opmerkingen van: “Ja, maar dat hoor jij alleen maar zelf, het publiek merkt er niks van als je fouten maakt”, gevolgd door weer een paar optredens waar het publiek inderdaad zodanig met andere dingen bezig is dat een paar goed getimede scheten in de microfoon eigenlijk ook wel afdoende lijken en probeer het dan maar weer eens op te brengen. We hebben ten slotte ook Netflix, YouTube en Facebook en heel veel andere manieren om ongemerkt door je leven heen te sukkelen.

Intussen heb ik dankzij het geweldige boek van Stephen Covey het “Baas”-gebeuren nog wel gestructureerd. In het weekend maak ik een planning voor de komende week, waarin alle narigheid van acquisitie, administratie en oefenen een plaats krijgen. Op dat moment schrijf ik het alleen maar op en dat doet geen pijn, en de bedoeling is dat ik dan door de week het schema volg en eens even flink wat werk verzet.

Uiteraard gaat dit mis als luie Ben volledig in de anarchie schiet en dat is nu een paar maanden het geval geweest. Al die rotkarweitjes zijn namelijk a) niet fijn en b) je kunt jezelf er makkelijk van overtuigen dat ze ook niet echt nodig zijn. Dus hang je weer urenlang achter een Scandinavische krimi, of allerlei flauwe filmpjes op Facebook.

Maar na een aantal maanden gaat het opbreken, je merkt dat dingen die vanzelf zouden moeten gaan steeds meer moeite kosten of gewoon helemaal niet lukken, je betrapt jezelf erop dat je je door moeilijke passages heen smokkelt of dingen maar helemaal niet meer speelt enzovoort. En ook al merkt het hooggeëerd publiek er nog steeds weinig of niets van, je staat toch steeds minder zeker te spelen en dat straal je ook uit (Merken ze uiteraard vaak ook niet) maar bovenal voel je het zelf, en daar gaat het eigenlijk om. Je eigen norm en standaard, dat je voor jezelf een bepaald niveau wil halen en vasthouden.

Een voorzichtig eerste stapje om het weer op te pakken was om weer eens wat YouTube filmpjes te bekijken van de grootste muzikanten en leraren, ter inspiratie. Een mooie middenweg, want aan de ene kant kun je jezelf voorhouden dat je goed bezig bent en intussen zit je nog steeds aartslui achter een beeldscherm te vegeteren en dat is op zich ook lang vol te houden. En daar struikelde ik over een filmpje waarin Tommy Emmanuel werd gevraagd of hij nog wel eens oefende. Even voor de duidelijkheid, deze man staat op eenzame hoogte in wat hij doet, wordt wereldwijd aanbeden door gitaristen en als ik hem zie spelen overweeg ik vaak om maar te gaan borduren of zo, in plaats van gitaarspelen. Het gaat helemaal nergens over en het ziet eruit alsof het hem geen enkele moeite kost. Als er iemand niet meer hoeft te oefenen, zou je denken…

We voelen de bui al hangen, denk ik. De interviewer vraagt Emmanuel in zijn hotelkamer of hij nog wel eens oefent en het antwoord luidt uiteraard: “Uiteraard”. Hij had die ochtend nog eens flink geoefend, en dat deed hij met grote regelmaat. Op kracht, snelheid, precisie, repertoire enzovoort. Want dat moet je wel bijhouden, ook als je een van de allerbesten ter wereld bent, dus laat staan als je, bijvoorbeeld, mij bent of zo.

En zo staken allerlei dogmaatjes weer de kop op, die ik aan de lopende band aan mijn leerlingen mee geef, zoals:

Een muzikant is nooit klaar met leren.

Als je je muziek serieus neemt, kun je niets laten verslonzen.

Als je jezelf niet serieus neemt, hoe kun je dit dan van je publiek verwachten?

Snel spelen is hetzelfde als langzaam spelen, maar dan snel.

Als je iets 99 keer fout speelt, is er geen enkele reden waarom het de 100e keer ineens wél goed gaat.

Er is altijd ruimte voor verbetering.

En nu zijn we weer mooi terug bij “Practice what you preach”, en zit ik alweer een tijdje mooi op schema. Elke dag oefenen. En werkelijk, na een paar dagen merk je het al. Akkoordje zus klinkt weer mooier, loopje zo gaat weer meer vanzelf, dat hoge toontje wordt weer gehaald en bovenal voel ik me weer een stuk zelfverzekerder. Ik hoop het lang vol te houden, dat oefenen.